Dit is waarom borderline zijn oorsprong vindt in het vroegere ‘hysterie’ en hoe het zich ontwikkelde tot persoonlijkheidsstoornis.

Door: Jasmijn Couwenberg

(de tekst in dit blogartikel is afkomstig uit mijn boek ‘De narcistische wereld ontvlucht’)

Oorsprong van borderline ligt in ‘hysterie’

Verschillende onderzoekers beweren dat borderline een andere naam is voor het oude ziektebeeld ‘hysterie’. Veel van de patiënten van Sigmund Freud, grondlegger van de psychoanalyse, die toen hysterisch heetten, zouden nu de diagnose borderline krijgen. Borderline lijkt een nieuwe naam voor verschijnselen die vroeger anders werden genoemd.

Beschrijvingen van vrouwelijke borderliners en hysterici hebben de volgende kenmerken met elkaar gemeen:

  • Hevig dramatisch gedrag
  • Sterke stemmingswisselingen
  • Woede-uitbarstingen
  • Een verleidelijke manier van doen

Borderline als opvolger van hysterie

Veel onderzoekers zien borderline als de opvolger van hysterie, alhoewel de theatrale persoonlijkheidsstoornis (in de DSM-V: histrionische persoonlijkheidsstoornis) de formele opvolger is.

Opvallend is dat borderline sinds de verdwijning van de diagnose hysterie steeds meer gediagnosticeerd werd. In 1975 behoorde hysterie nog tot de drie meest populaire diagnoses. In 1984 behoorde borderline tot de meest gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis.

Theatrale of histrionische persoonlijkheidsstoornis

De histrionische persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door kinderlijk gedrag, egocentrisme, onechtheid, theatraliteit en geldingsdrang. Bij deze stoornis is sprake van een diepgaand patroon van excessieve emotionaliteit en aandacht vragen, beginnend op jongvolwassen leeftijd en aanwezig in uiteenlopende contexten, zoals blijkt uit vijf of meer van de volgende kenmerken:

  1. Voelt zich niet op zijn of haar gemak in situaties waarin hij of zij niet in het centrum van de aandacht staat
  2. De interactie met anderen wordt vaak gekenmerkt door onaangepast seksueel verleidelijk of provocerend gedrag
  3. Vertoont snel wisselende en oppervlakkige expressie van emoties
  4. Maakt consistent gebruik van het eigen uiterlijk om de aandacht op zichzelf te vestigen
  5. Heeft een stijl van spreken die excessief impressionistisch is, en waarbij details ontbreken
  6. Toont zelfdramatisering, theatrale en overdreven expressie van emoties
  7. Is suggestibel (gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen of door de omstandigheden)
  8. Beschouwt relaties met anderen als intiemer dan ze in werkelijkheid zijn

Borderline op de grens van neurose en psychose

Borderline bevindt zich op de grens tussen neurose (niet met de werkelijkheid kunnen leven) en psychose (niet in de werkelijkheid kunnen leven).*

  • Bij een neurose is er een conflict met zichzelf of de omgeving, maar is er nog wel (problematisch) contact met de realiteit
  • In geval van een psychose kan iemand tijdelijk alle contact met de realiteit verliezen en niet meer normaal sociaal functioneren

Vroeger ging men ervan uit dat geesteszieken strikt te verdelen waren in neuroten en psychoten. Door de jaren heen werden steeds meer psychoanalytici het erover eens dat er mensen waren die niet gezond genoeg waren om zich te beheersen, maar ook niet krankzinnig genoeg om opgenomen te worden; zij waren noch neurotisch noch psychotisch.

Eind jaren veertig werd de term ‘borderline’ gebruikt om een pseudoneurotische schizofrenie te beschrijven: schizofrenie zonder desillusies of hallucinaties.*

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis

Men vermoedde echter dat er twee categorieën borderline waren:*

  • Een groep patiënten die genetisch en qua symptomen verwant zijn aan schizofrenen
  • Een groep patiënten van wie de persoonlijkheid gekenmerkt wordt door instabiliteit en kwetsbaarheid

Het bestaan hiervan werd bevestigd in een grootschalig onderzoek onder Amerikaanse psychiaters die tal van criteria uit de literatuur kregen voorgelegd, met de vraag in welke mate zij deze van toepassing vonden op hun verschillende borderlinepatiënten.

Zo werden in 1980 de schizotypische persoonlijkheidsstoornis en de borderline persoonlijkheidsstoornis opgenomen in de DSM-III.

Borderline als persoonlijkheidsstoornis in de DSM

De DSM-criteria voor borderline waren gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek en afgeleid uit de beschrijvingen door de Amerikaanse psychiater John G. Gunderson en de Oostenrijkse psychoanalyticus Otto Kernberg.

Beide stoornissen kennen paranoïde denkbeelden, die bij borderline vluchtiger zijn. De twee belangrijkste verschillen zijn dat een schizoïde persoonlijkheid geen behoefte heeft aan relaties en onverschillig is ten opzichte van kritiek, wat bij de borderliner omgekeerd is.*

Borderline persoonlijkheidsstoornis: 9 officiële kenmerken

Volgens de DSM-IV is er bij de borderline persoonlijkheidsstoornis sprake van een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties, zoals blijkt uit vijf of meer van de volgende kenmerken:

  1. Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden. Het suïcidale of automutilerende gedrag, aangegeven in het vijfde criterium, wordt hier niet toe gerekend
  2. Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren
  3. Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel
  4. Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden (bijvoorbeeld geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos autorijden, vreetbuien). Het suïcidale of automutilerende gedrag, aangegeven in het vijfde criterium, wordt hier niet toe gerekend
  5. Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie
  6. Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bijvoorbeeld periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en slechts zelden langer dan een paar dagen)
  7. Chronisch gevoel van leegte
  8. Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen)
  9. Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen

Wijzigingen van de officiële borderline criteria

Door de jaren heen wijzigden de DSM-criteria van de borderline persoonlijkheidsstoornis enkele malen:

  • ‘Manipuleren van anderen’ komt bijvoorbeeld nog steeds bij borderliners voor, maar vormt geen DSM-criterium (meer). In de DSM-III was dit nog wel het geval, maar men schrapte het in de herziene versie alweer, enkel wegens de overlap met de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis.
  • Hetzelfde gebeurde met het criterium ‘chronisch gevoel van leegte en verveling’. In de DSM-IV werd ‘verveling’ geschrapt, omdat dit eerder thuishoort bij de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis dan bij borderline.
  • Omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat ook borderliners psychotische symptomen kunnen ervaren, zoals wanen, hallucinaties of sterk gedesoriënteerd gedrag, werd in de DSM-IV het criterium ‘paranoïde ideeën en dissociatieve verschijnselen’ toegevoegd. In de DSM-V bleven de criteria ongewijzigd.

Verder lezen?

Download HIER jouw gratis bundel met 4 inkijkexemplaren van mijn boeken en werkboeken over narcisme!